Fliegerhorst
Na de Duitse inval in Nederland in mei 1940 begonnen de Duitsers meteen met de opwaardering van een aantal Nederlandse vliegvelden en de aanleg van nieuwe vliegvelden. Deze Duitse militaire vliegvelden werden Fliegerhorst genoemd en dienden voor de aanval op Groot-Brittannië en als eerste luchtverdedigingslinie voor Duitsland. Boven de Fliegerhorste stonden de twee 'Leithorste': Fliegerhosrt Schiphol en Fliegerhost Gilze-Rijen. Lagere klassen vliegvelden waren de Einsatzhäfen, Feldflugplätze en Landeplätze genoemd.
De Fliegerhorste bezaten meestal twee verharde banen, start- en landingsfaciliteiten zoals verlichting, vluchtleiding en bakens plus overdekte en verwarmde reparatiemogelijkheden en uitgebreide verdediging en huisvesting. Hun vliegtuigbezetting varieerde sterk van 10 tot ruim 100 toestellen; hun personeelsbezetting varieerde van 100 tot 2.000 mensen. De Fliegerhorste bezaten meestal ook nevenvliegvelden en schijnvliegvelden en een eigen landbouwbedrijf en sommige vliegvelden werden uitgerust met een spoorlijn voor de aanvoer van bouwstoffen, brandstoffen en personeel. De aanleg geschiedde door Nederlandse aannemers met overwegend vrijwillige Nederlandse arbeiders. Vanaf 1943-44 werden dwangarbeiders en Joden ingezet voor bouw en bij het herstel van bomschade.