Het persoonsbewijs

Persoonsbewijs

Vanaf 1 oktober 1940 werd de identificatieplicht ingesteld. Omdat de voorbereidingen van het persoonsbewijs enige maanden in beslag namen, werd een tijdelijke legitimatiekaart verstrekt. Ook de distributiestamkaart, voorzien van een pasfoto, kon dienen als voorlopig persoonsbewijs. Op 2 november 1940 hadden alle Nederlanders van 15 jaar en ouder een legitimatiebewijs gekregen, dit werd gevolgd door het persoonsbewijs op 1 mei 1941. Iedere Nederlander, ouder dan veertien jaar moest voortaan een persoonsbewijs bij zich dragen.

 

Het persoonsbewijs werd gedrukt bij de Algemene Landsdrukkerij, de firma Joh. Er werd gebruik gemaakt van een bijzondere paarse drukinkt en een speciaal soort karton. het persoonsbewijs was voorzien van drie dezelfde watermerken met de beeltenis van de Nederlandse leeuw. De ondergrond bestond uit een rasterpatroon met in minuscule letters de woorden ‘Bevolkingsregisters van Nederland’. Op twee plaatsen in het persoonsbewijs moesten vingerafdruken van de rechterwijsvinger worden geplaatst. Een vingerafdruk werd geplaatst aan de achterzijde van de pasfoto, dat in een uitgesneden ‘venster’ was geplaatst. De vingerafdruk bleef waarneembaar doordat het speciale zegel dat er over heen werd geplakt doorzichtig was. De zegel werd opgeplakt met een speciale lijmsoort die het onbeschadigd verwijderen van de pasfoto en de zegel vrijwel onmogelijk maakte.

De invoering van de identificatieplicht en vooral de invoering van het Persoonsbewijs betekenden gouden tijden voor de Nederlandse beroepsfotografen.