De organisatie

Periode 1936-1940

Ordedienst ©Collectie het Oorlogsleven

Tot aan de Duitse bezetting was de luchtbeschermingsdienst als volgt georganiseerd. De algemene leiding berustte bij het hoofd van de luchtbeschermingsdienst. Onder hem ressorteerden de bureaus voorziening bevolking, personeel, propaganda, veterinaire dienst, materieel en het bureau algemene reserve. Voor het behoorlijk functioneren werd de dienst zelf onderverdeeld in een aantal afdelingen, te weten de waarschuwingsafdeling, de politie-en brandweerafdeling, de afdeling bedrijven, de afdeling publieke werken en de geneeskundige afdeling (inclusief de gasdienst).

 

De periode 1940-1944

De Duitse bezetter ging in 1940 direkt over tot reorganisatie van de Luchtbeschermingsdiensten, omdat volgens hem bij langere dienst het vrijwilligerssysteem tekort schoot. Er ontstonden vooral moeilijkheden met betrekking tot de bezetting van de posten en de voortdurende wisseling in de bezetting van deze posten stond vorming van voldoende geschoold personeel in de weg. De bezetter wilde daarom dat de continudienst werd verricht door personen die uitsluitend voor deze werkzaamheden waren aangesteld en voortdurend ter beschikking stonden en als zodanig de kern van de luchtbeschermingsorganisatie

vormden.

 

De periode 1944-1945

Grote veranderingen zijn er ten opzichte van de voorgaande periode niet geweest. Alleen verviel de samenvoeging politie, brandweer en luchtbescherming bij "Tijdelijk Brandweerbesluit", vastgesteld te Londen op 7 september 1944 (Staatsblad E85). De brandweer en de luchtbeschermingsdienst vormden nu twee afzonderlijke diensten, met ieder een eigen hoofd. Alleen bij bomaanvallen en andere rampen, die het gevolg zijn van oorlogshandelingen, werd het hoofd luchtbeschermingsdienst de coördinerende figuur.

 

Na de bevrijding werd de luchtbeschermingsdienst gereorganiseerd. Bij schrijven van de Rijksinspecteur voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen, ressort Noord-Brabant en Limburg, werd de burgemeester verzocht ook de luchtbeschermingsdienst te reorganiseren. De leiding bleef berusten bij de commandopost. Daaronder stonden een aantal diensten, te weten de inlichtingendienst, de reddingsbrigaden, de doorgangshuizen, de burgerlijke lijkendienst en de piketposten (vakposten). Het hoofd van de luchtbeschermingsdienst adviseerde de burgemeester om de Rijksinspecteur mee te delen dat in de gemeente Heerlen een inlichtingendienst en een burgerlijke lijkendienst niet noodzakelijk waren. De doorgangshuizen waren voorzien door de evacuatiedienst en de piketposten werden gevormd door vrijwilligers. Alleen de oprichting van reddingsbrigaden en ambulance was gewenst, met name door het zeer sterk uitgedunde vrijwilligerscorps.